Transport

Transport dieren

In een organisme worden voortdurend stoffen verbruikt en geproduceerd.
De stoffen moeten worden aangevoerd en afgevoerd, ofwel: getransporteerd.
Eencelligen
Eencelligen zoals de amoebe, hebben intra cellulair transport. Dat transport bestaat uit diffusie en uit het actief verplaatsen van blaasjes zoals lysosomen en endosomen.

Schermafbeelding 2020-09-29 om 11.30.47

http://mrmitchellsbiology.weebly.com/lysosome.html

2-Figure2-1
De cargo is de lading die vervoerd wordt door endosomen of lysosomen. Deze endismen worden door transportmoleculen zoals myosine, kinnesinne en dyneine, vervoerd langs intra cellulaire eiwitten van het celskelet zoals actine en microtubuline-eiwitten.


Eenvoudige organismen en transport
Kwallen, sponzen en veel andere dieren brengen het milieu in beweging zodat het voedsel en de zuurstof vanzelf hun kant op komen. De cellen staan dicht genoeg bij het milieu om te functioneren als eencelligen.

439922095
https://circulatoryswaggwagons.weebly.com/cnidaria.html
Een holtedier zoals een kwal, heeft geen ontwikkeld transportsysteem


Complexere organismen
Als een organisme groter en complexer is, kan transport alleen effectief plaatsvinden door een of ander transport systeem.

Bij complexere dieren ontstaat een systeem met een speciaal bloedvatenstelsel.

circsys_2
https://www2.estrellamountain.edu/faculty/farabee/biobk/BioBookcircSYS.html
In dit weekdier is een bloedsomloop aanwezig. De bloedsomloop vervoert voedsel vanuit de maag en de darm en vanuit de kieuwen (Gills) naar alle cellen in het lichaam van het weekdier. Het hart houdt het bloed in beweging

Oppervlak/Volume verhouding
Een centraal principe bij transport, stofwisseling, homeostase, ademhaling en vertering is de verhouding tussen oppervlak en volume.
Daarbij is het ook van belang om naar de activiteit van het organisme te kijken.
Een organisme met veel activiteit en een groot volume heeft dus een zeer groot oppervlak nodig voor ademhaling, voedselopname en transport.
Ook de lichaamstemperatuur speelt een rol.
Hoge lichaamstemperatuur, veel stofwisseling en dus ook veel voedsel en zuurstof verbruik.