Transplantatie Als iemand bloed nodig heeft of een orgaan, dan kan dit geleverd worden door een ander mens. Helaas worden de cellen en het bloed van een ander vaak als een soort infectie gezien door het afweersysteem. Er volgt een afstotingsreactie.
De afstoting heeft veel te maken met het MHC. De MHC genen hebben veel allelen. Er zijn dus ook heel veel verschillende MHC eiwitten. MHC is dus voor ieder mens uniek. Het MHC van een donor wordt door de afweercellen van de acceptor als lichaamsvreemd ofwel 'niet zelf' gezien. Er zijn verschillende wegen bekend waardoor grafts ofwel donororganen worden afgestoten.
1 Er zijn dendritische cellen in het donorweefsel. Deze dendritische cellen presenteren (APC) hun antigenen op hun MHC. Het MHC van een donorcel is altijd verschillend van het MHC van de acceptor-T cel. In dit geval gaat het om MHCII dus er ontstaan T helpercellen. Het type 2 zal B lymfocyten activeren die op hun beurt antistoffen tegen het donorweefsel gaat maken.2 De dendritische cellen van de acceptor nemen donormateriaal op en presenteren dit. Het resultaat is hetzelfde als bij 1 alleen is de reactie wat later, omdat het proces langer duurt.3 Er zijn ook MHCI presentaties door dendritische cellen. CD8 lymfocyten worden geactiveerd en worden cytotoxische T cellen. Zij doden de donorcellenThe New England Journal of Medicine
Transfusie
Bloed kan stollen als de bloedgroepen niet kloppen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen bloedgroep A, B, AB en 0. De Landsteiner bloedgroepen ofwel het AB0 systeem. Bloedgroep A heeft een eiwit op het celmembraan van de rode bloedcellen die voor andere bloedgroepen als antigeen A wordt gezien en aangevallen door antistoffen alfa (anti A) tegen antigeen A. Bloedgroep B heeft een eiwit op het celmembraan van de rode bloedcellen die voor andere bloedgroepen als antigeen B wordt gezien en aangevallen door antistoffen bèta (anti B) tegen antigeen B. AB heeft beide antigenen. 0 heeft geen antigenen. 0 is dus de meest ideale donor. AB is de meest ideale acceptor.
Resusfactor
Er zijn nog meer bloedgroepen. De belangrijkste is de resusfactor. Ook dit is een antigeen op het membraan van rode bloedcellen. Mensen met resus negatief hebben dit antigeen niet en zullen dus bloed met het resus antigeen aanvallen. De eerste bloedtransfusie van positief naar negatief is nog niet rampzalig, omdat het afweersysteem van de donor dan nog niet op gang is gekomen. De tweede wel, want dan zijn er geheugencellen en wordt het bloed van de donor wel aangevallen. Bij een geboorte gaat het net zo. De eerste baby die resuspositief is, wekt bij bloedcontact bij de moeder nog weinig reactie op. De tweede baby wordt echter aangevallen door anti resus van de moeder. De rode bloedcellen worden afgebroken en de baby stikt.
Tegenmaatregelen zijn het inspuiten van antistoffen na de eerste geboorte bij de moeder waardoor haar natuurlijke immuniteit niet tot stand komt. Of de baby een bloedtransfusie geven.